Op dit moment organiseer ik voor kleine groepjes (maximaal 10 deelnemers) reizen naar Rome. Een aantal jaren geleden ging ik nog samen met Jacques Maas met grote groepen naar Rome. Evenals nu zat bijna altijd het Colosseum in het reisprogramma. De Rome-ganger vindt dat hij dat gezien “moet” hebben. Geen probleem, dus standaard een bezoek aan dit kolossale theater. Daar aanbeland vertellen we wanneer en waarom dit gebouwd is. We geven aan wat er zoal plaatsvond op een dagje Colosseum. Bepaald geen picknick of uitstapje voor tere zieltjes. Maar we vertellen ook over bouwstijlen en het grote logistieke vermogen en inzicht van de oude Romeinen. Zo hebben de toegangspoorten nummers die correspondeerden met de kaartjes die aan het volk werden uitgedeeld. Dus wist iedere Romein bij welke van de 80 poorten hij naar binnen moest en aan het einde van de dag er weer uit moest. Heden ten dage zijn op de meeste poorten de nummers nog steeds goed leesbaar. Zo staat op een poort “L” (dat is de Romeinse aanduiding voor 50), daarnaast een poort met”LI” (51), en daar weer naast een poort met “LII” (52). Vrijwel iedereen is daarmee bekend. En Jacques vertelde dan steevast, dat hij ook op schoolreisjes met middelbare scholieren, gymnasiasten, naar het Colosseum ging en hen vergelijkbare verhalen vertelde. En op een van die schoolreisjes met klas 4 van het gymnasium zag een van de leerlingen kennelijk het licht en merkte snugger op: “Zeg meneer, dus toen kenden ze ook al Romeinse cijfers?”