Anekdote “overstroomd”

Sint Pieter, een warme zaterdagochtend. Plein en kerk stromen over van de mensen. Dat is altijd zo. Nu weer. Maar nu zijn het internationale parochies, verenigingen, fanfares die met opgetogen gezichten zich in het zweet zingen en muziek maken. In de verte vanuit de basilica doet ook het orgel zijn best en staat te zweten. Zo gaat dat op dagen voor genodigde groepen gelovigen. Kerk niet toegankelijk voor gewone volk. Dat bidt niet, laat staan georganiseerd. Vergaapt zich alleen. Aan pracht, praal en rituelen. Rugzaktoeristen. De Vaticaanse basiliek, a real must see. Maar niet deze ochtend. We gaan. Om later die dag terug te komen.

Teruggekeerd zien we dat de groepen zijn uitgebeden en uitgezongen. De laatste voldane gezichten lopen van het plein. Plaats makend voor ons, rugzakkers. Hopelijk zijn de gebeden verhoord. Allemaal. Dat is niet zeker, je weet het nooit. Maar de hemel spreekt wel, een paar bliksemflitsen, regen, druppels, groot als eieren, warm en zacht. Een verademing. Totdat de hemel wel heel erg dankbaar blijkt. De vele druppels overstromen het Sint Pieters plein. Maar het plein stroomt op hetzelfde moment ook weer leeg. De mensen vluchten. Een echte ontstroming. De rugzakkers schuilen, ontvluchten de hemelse dankbaarheid. Andermaal wordt Christus niet begrepen. Alleen een handjevol dappere die hards blijft over. Wij. En een jonge priester. Oostenrijker blijkt dadelijk. 30, 32 jaar, kort donkerblond baardje, open lach, sprankelend blauwe ogen achter een frameloos brilletje. En geen paraplu. Vergeten. Op zijn college laten liggen, zegt hij vrolijk. Kijkt mij uitnodigend aan. Twee mensen kunnen ook onder één paraplu, zeg ik, zeker als een van hen dienaar van God is. Hij lacht. En komt dicht naast mij lopen, samen onder mijn rode paraplu. Rood, de kleur van liefde, naastenliefde, en nu letterlijk. Samen op weg. Over basaltkeitjes, de marmeren trappen op naar boven, naar God. Of ik niet naar mijn groep moet, vraagt hij me. Nee, die wacht wel, zeg ik. Eerst Gods dienaar droog op zijn plaats van bestemming afleveren. 20 meter verder droge veiligheid. We nemen afscheid, geven elkaar de hand. Zeggen niets. Hij kijkt mij in de ogen. Dankbaar, vrolijk, maar vooral heel lang en intens. Als in mijn ziel. Ik kijk terug, in zijn ogen. Even lang en even intens. En nu overstroom ik. Vreugde, dankbaarheid, tranen. Kijk ik in de ogen van een dienaar? In die van een engel? En dat baardje dan? Van zijn baas, misschien? Christus himself? Dan is hij weg, en ik ben confuus. Wankel naar mijn groep. Sprakeloos. En dat overkomt deze Romegids zelden. Ze zien het. En laten mij zo, voor even. Overstroomd.