Anekdote “The man with the golden stick”

“Onder Rome begint Afrika” is een Italiaans gezegde. Maar er is in het zuiden van Italië wel meer anders dan in het noorden. En dat zou ook ik merken. Het was een warme septemberdag toen Pompeji op het programma stond. We waren na een bustrip van drie uur uit Rome aangekomen. Een snelle lunch en dan de Porta Marina binnen. De oudheid tegemoet. De groep was nog niet klaar of ik zocht buiten onze gids Giovanni op. Hij zat met een drietal locals op leeftijd te keuvelen. Op een bankje onder een grote parasol. Viermaal gemiddeld 75 jaar. Giovanni merkte mij op. Stelde me aan zijn keuvelgenoten voor. En ik werd met een big smile voorgesteld als “the boss from holland”. Ik gaf allen een hand en aanhoorde hun namen. Een trok meteen mijn aandacht. Massimo. Alle andere gezichten en namen vervaagden meteen weer. Alsof ik in een droom in een diepe kuil zonk en mijn omgeving rond mij tollend wegviel. Ik keek in de kille poelen van Massimo. Achter meekleurende glazen in een goudkleurig montuur. En die poelen keken terug. Verstijfd keek ik naar zijn breed grijnzende mond. Een gouden snijtand. Groen camel kleurig geblokt colbertje op een licht camel pantalon met scherpe vouw. Zijn beide bruine handen gevouwen. Als voor een gebed, leunend, nee, loerend over de gouden knop van een zwarte wandelstok. Grote gouden zegelringen aan beide handen. “Martino, mi amico” fluisterde hij, wat lijzig raspend. Nooit zijn grijns uit het oog verliezend. Ik liet me inpalmen. Vergat bewust mijn tijd en doel. Gefascineerd door “wat” dáár tegenover mij zat. Mijn nekharen overeind, de rillingen over mijn rug, alert. Op het ergste voorbereid. Was dit film? Werkelijkheid en fictie versmolten. Een dinosaurus uit een ver land en verre tijd. De grijns bleef mij toelachen. Eindelijk reageerde ik. Vroeg of zij al lang vrienden waren. De zon speelde door de blaadjes heen over zijn zwijgende grijns. Meer dan een halve eeuw, from the good old times, grijnsde Massimo eufemistisch. Zag al beelden van samenzweringen, afpersen en bloedige afrekeningen door mijn hoofd tuimelen. Ik huiverde. Onbeweeglijk bleef Massimo mij biologerend aankijken. Taxerend. Als een slang naar zijn prooi. Ja, zei ik en herpakte me, goede vriendschap is het allerbelangrijkste dat er is. Ik was ontsnapt, geen prooi meer. Massimo had het meteen gezien. Knikte bijna onzichtbaar, bewonderend: “Va bene, Martino.” In alle betekenissen van dit korte italiaanse zinnetje. Ik speelde mijn tweede en laatste troef: “È un onore di conoscerti.”. Hopende dat mijn gebrekkige italiaans nu niet faalde. Tikte met mijn rechter wijsvinger als groet tegen mijn hoed, knikte en liep weg. Giovanni achter mij aan. Braaf. Zich uitermate goed bewust van wat hier had plaatsgevonden. Massimo bleef me onbeweeglijk nakijken. Anachronistische clash of cultures. Langzaam trok de kilte weg. De film was afgelopen, de herinnering bleef zich herhalen. Een warme septemberdag. In Pompeji. Vlakbij Afrika. Of daar ergens tussenin.