Een prachtige laat september zondag. Heerlijk nazomer zonnetje. Ons klein groepje had een reis buiten Rome ondernomen. Buiten de veilige muren van het Oude Rome. Naar het “onveilige” westen van de stad. Het “wilde westen”. Om met oude termen te spreken, de Occident. De plaats waar de zon ondergaat. Letterlijk “sterft” zoals het woord “occident” als onheilspellende betekenis in zich draagt. Bestemming: San Paolo fuori le Mura. De reusachtige Pauluskerk buiten de “veilige” Muur. Bij aankomst zagen we het al. Dranghekken en geleiding naar de hoofdingang van deze immens grote Vaticaanse kerk. Na een stevige tippel kwamen we aan bij de ingang. Net achter de kerk bevatte het atrium een omloop van immense zuilen. Nog geen 6 jaar geleden volledig schoongemaakt, wist ik me te herinneren. Langs twee pantserwagens met militairen, geweer in de aanslag. Door een tent met politie en detectie apparatuur voor bommen en granaten. Op deze nazomer zondag stonden militairen, politie en apparatuur “op de plaats rust”. Suffig te kijken. Niemand of niets deed het. Alles onder controle. Vredig en veilig. Maar dat gevoel hadden we allang. De loom makende warmte dreigde mij in te doen kakken. En ik moest nog door de hele kerk een rondleiding geven. En dit was geen kleintje. Had in voorgaande dagen al een aantal kerken doorkruist met mijn groepje. Meerdere malen symboliek en betekenis van menige absis uitgelegd. Maria, aartsengelen, de apostelen en de evangelisten in hun verschillende verschijningsvormen. De leeuw Marcus, Mattheus de mens, Johannes als adelaar en de stier voor Lucas. En nog veel meer. Deels uit gemakzucht en deels vertrouwende op mijn uitleg- en rondleidingskunsten deed ik een aanslag op het zorgvuldig door mij gevulde geheugen van mijn groepje:” En wat zien jullie hier?”. Niet vergeefs, merkte ik. En oudere man begon energiek het front mozaïek toe te lichten. Vlekkeloos dreunde hij zijn lessen op en Christus, Paulus en diens zwaard en Petrus met zijn sleutels rolden over het toneel. Ook het centraal opgestelde beeld van Paulus kwam aan de orde. De vertaling van de sokkeltekst vergaf Ik hem. De luie leraar in mij was op deze verrukkelijke zomer zondag meer dan tevreden. “En het standbeeld rechtsachter in het atrium?”, vroeg ik tot slot, in een poging om deze eminente man voor een 10 met griffel te laten gaan. “Ik zie een man met een pen en een rol papier. Wellicht een evangelist. Lucas denk ik.”, zei mijn ster-leerling. En glimmend van trots overspeelde ik mijn hand: “Oh, en waarom denk je dat?”. “Nou, vanwege het varken!”, riep mijn ster vol overmoed. Ik zag geen varken. We liepen op het beeld af. “Welk varken?”, vroeg ik oprecht verbaasd. “Dat daar!”, riep de ster, maar nu iets minder overtuigd. Van achter Lucas, keek een stierenkop mij wat leeg aan. Wij beiden teleurgesteld, een beetje timide. En zwaar tekort geschoten. We voelden ons beiden door mijn rijzende ster gepakt. De stier door zijn degradatie tot varken. En ik doordat ik me in slaap had laten sussen. Op deze vredige september soezel zondag. In een warm zonnetje ingekakt. Suffig. Net als de militairen, politie en hun apparatuur. En mijn gevallen ster. Iedereen heerlijk ingekakt en ingepakt. Niet op de hoede voor het onverwachte gevaar van “het varken”. Dat zomaar ineens kan toeslaan. Zalig zonnige schijnveiligheid.