Wat is nieuw?

Anekdote: “Doorzitten”

Eind 2021. Een jaar staat op het punt zich te sluiten. Een melancholisch moment waarop velen het achter hen liggende jaar overzien. Overdenken. Met vreugde, weemoed of “gauw dicht doen en nooit meer openmaken”. Als een slecht boek. 2021 maakt grote kans tot deze laatste categorie te gaan behoren. Zo evaluerend denk ik onvermijdelijk aan een groepsreis die enkele jaren eerder de Vaticaanse Musea aandeed. We liepen door vele zalen, schatkamers vol kunst. Koning Kroisos kon jaloers op de pausen zijn. Wat een immense verzameling! Sommigen ergeren zich aan deze rijkdom. Ik bewonder de kunst. Niet meer, niet minder. En zo dwalend lopen we langs “Le Penseur” van Rodin. Althans, een bescheiden afgietsel van het beroemde kunstwerk uit 1881. Bescheidener van formaat. Geen 1.89 meter hoge, naar voren leunende man. Het moest in Parijs een onderdeel vormen van een monumentale bronzen poort voor een toekomstig museum voor Decoratieve Kunsten. Deze Porte de l’Enfer (Poort van de Hel) was afgeleid van de Divina Commedia van Dante, hoor ik mezelf kakelen. De groep hangt aan mijn lippen. Ik zwijg en zink weg in gepeins. Zie Dante zitten. Het vleesgeworden denken. Overdenken. Half hangend, half zittend. Ik houd het op zitten. En het is een lange zit. Vanaf 1881. Al 140 jaar. En Dante is er nog steeds niet uit. Maar ja, wie wel? De afgelopen twee jaar weet de hele wereld het niet meer. De ene groteske maatregel tuimelt over de andere. En niets lijkt te helpen. Koningin Corona’s ijzeren greep is onverbiddelijk. Dan maar blijven zitten en doordenken. Doorzitten dus. In dubbele betekenis. En dat doet onze Dante. Doordenken en uitdenken. Voor de hellepoort. En wij kunnen ook niet anders. Hopelijk wordt ons doorzitten uitzitten en niet erdoor zitten.

Anekdote: “Uitzitten”

Niemand kon voorzien hoelang zij zou regeren. En dat ze met zo’n harde hand haar regime staande zou houden. Een ijzige, dodelijke greep. Maar het meest verraderlijke aan haar greep is dat je die niet kunt zien, voelen of horen. Tot het te laat is. Ze was er ineens, kwam zomaar uit het niets, leek het wel. En ze was niet van plan kort te blijven. Al snel kwam alles tot stilstand, als een machine zonder olie.

En zo werd de afstand naar Rome van de ene op de andere dag onoverbrugbaar. Wat eerst een makkelijk weekend uitje was, leek al snel een pelgrimage, een bezoeking, een eindeloze hindernisbaan. Historische gebouwen, de prachtigste beelden en overweldigende schilderijen, alles buiten bereik. Rome een stad, ver weg. Alles een herinnering. Bijna een sprookje, onwerkelijk. En daarmee ook de mensen die ik al jaren achtereen kende. Sommigen waren veel meer geworden dan alleen maar de restauranthouder, de hoteleigenaar of de kaartjesverkoper in een museum. En ook zij leden onder het juk van de Onwrikbare Koningin. Werden getroffen door de stilstand. Geen bewonderende bezoekers, geen vermoeide toeristen en geen zwetende rugzakkers meer. De straten van Rome stiller dan anders. Geen gezellige drukte meer, waardoor Rome al vele decennia floreert. Weg toeristen.

De pijn is te voelen, iedere minuut van de dag, ieder woord van een mail. En dat is wat ik nu al ruim anderhalf jaar doe: mailen. Met een van mijn Romeinse vrienden. Antonio. Hoteleigenaar. In hart en ziel. Wekelijks wisselen wij mail. Het ene relaas na het andere. Wat de wereld treft. En ons. Dit digitale lint van woorden is als de Draad van Ariadne. Een levensdraad. Die ons verbindt in de hoop ons naar veilige haven te kunnen loodsen. Te overleven. Lotgenotencontact. A life line. Hier hangen wij krampachtig aan vast. Haast letterlijk wordt het een – hopelijk niet – Never Ending Story. We schrijven elkaar over de pijnlijke gevolgen van haar regime. Hoe overheden ermee worstelen. Hoe banken krampachtig reageren. We zien onszelf en elkaar in bijna dezelfde spiegel. Twee spiegels, één beeld. Twee zielen, één gedachte. Via het toetsenbord houden we elkaars hand vast. Dat verbindt. Maakt de onoverbrugbare afstand korter. Een digitale woordenstroom over de handenbrug. Zo zitten we om beurten elkaar te schrijven. En wachten tot het onweer overtrekt. Totdat Koningin Corona genoeg van ons heeft. En zo vindt de geboorte van “The Corona Chronicles” plaats. Afwachten, schrijven en zitten. Maar niet gewoon zitten. Niet alleen zitten. Ook uitzitten.

Anekdote: “De Grote Groene Deur”

Zondag in Rome en september op zijn best. Het was die dag de bedoeling dat we een studietocht te voet zouden ondernemen. Vanuit ons hotel vlakbij de Santa Maria Maggiore naar het Vaticaan. En van daaruit naar de Monte Mario waar het uiteindelijke doel was gelegen: Villa Madama. Ooit het trotse buitenverblijf van pausen zoals Clemens VII en – zelfs door vererving – van oude internationale vorstelijken en aanzienlijken. Deze villa was het toefje slagroom op de taart die we de Engelenburcht noemen. Opgetogen vertelde mijn vriendin mij wat ze allemaal had opgegraven aan informatie rondom dit oude bastion. Een vogelvlucht over bijna 2.000 jaar geschiedenis. En Villa Madama paste op haar wijze in dat plaatje. Eerstvolgende deelnemers aan onze reizen zouden niets tekort komen aan haar verhaal. Na het verlaten van Porta Angelica bij de Vaticaanse Colonnade liepen we in bijna één rechte lijn naar het noorden, richting Olympisch Stadion. Een kilometer of 5. Hoe verder we kwamen hoe meer Rome zich van haar buitenwijk-zijde liet zien. En aan de voet van de Monte Mario een zijweg links omhoog, langs vergane glorie en verwilderde tuinen. Na ruim 500 meter een bocht en … een grote groene poort. En niet een kleintje. Een volledig metalen monster, wel 5 meter hoog, met prikkeldraad en 6 camera’s die alle dode hoeken van elkaar overnamen. Ongetwijfeld erachter een tankgracht, mitrailleurnesten en afweergeschut. En binnen twee minuten luchtsteun. Ik was al aan het kijken hoe in vredesnaam iemand het lef zou kunnen hebben hier binnen te dringen. Een werkelijk risicovolle klimpartij met grote kans om afgeknald te worden. Ik zou een achterom weg nemen. Maar goed. Naast de grote groene metalen “tankdeur” een kleine loopdeur. Zwaar uitgevoerd zodat zelfs Fort Knox er jaloers op kon zijn. Bij elkaar een vriendelijk tafereeltje. Madama liet zich van haar meest gastvrije zijde zien. Not really.
Wij begrepen dat Madama tegenwoordig gebruikt werd voor de ontvangst van de Trumps en staatshoofden van deze wereld. En GoogleMaps liet iets verderop achter deze groene Madama-deur een gebouw zien met de zangerige Italiaanse naam “Ministero degli Affari Esteri”. Vertaald Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ja, en toen gingen we die buitengewoon ongastvrije tuindeur wel beter begrijpen. Vroeger waren pausen bijna nooit geliefd en altijd gevreesd. Die moesten zich toen al op allerlei wijzen beschermen tegen opstandige onderdanen. Dat is heden ten dage niet anders met de Trumps. En onze grote groene Madama-deur helpt daar enorm bij.
We overlegden even of we zouden aanbellen om op de koffie te komen. En meteen ook maar appelgebak bestellen. Veel kans gaven we onszelf niet. We liepen maar weer terug. Teleurgesteld in Madama’s gastvrijheid. Om de bocht gekomen kwam ons een oud autootje tegemoet. Beslist ook niet op de koffie. Maar de bestuurster wist dat zelf nog niet. Keek zelfverzekerd. Vol vertrouwen. Wij keken haar met een brede smile aan. Als om haar succes toe te wensen. Ze snapte het niet. Na nog geen minuut kwam ze weer terug. Omgekeerd. En we stonden nog steeds daar, met diezelfde brede smile. Tja er kwam nu wel een brede smile terug. Nu snapte ze het wel. Ach, waar is de tijd gebleven, dat je gastvrij bij Madama’s op de koffie werd onthaald. Nu staan er camera’s naar je te koekeloeren. Geen koffie. En helemaal al geen gebak. Dan maar weer terug naar de Bewoonde Wereld van Rome. Het Vaticaan en de Engelenburcht. Die heeft ook een grote groene deur, maar geen 6 camera’s. Wel koffie met appelgebak.

Anekdote: “Hetzelfde”

Zondagochtend, 28 oktober 2018. De 30e zondag van het kerkelijk jaar vertelt mijn misboekje mij. Ik zit op mijn stekje onder de preekstoel in de Sint Petruskerk van Boxtel. Volg de H. Mis waarin mijn vriendin als lector met regelmaat enkele lezingen voor haar rekening neemt. De pastoor Jacques – een zeer geliefd en wat mij betreft een waarlijk onvolprezen vertegenwoordiger van het geloof – hoor ik uit het evangelie van Marcus lezen. Het gaat over “zien”. Niet in letterlijke maar in overdrachtelijke zin. In de betekenis van “het licht zien”. De blinde bedelaar Bartimeus die Jezus smeekt hem weer te laten zien. Het antwoord van Jezus voert mij onverbiddelijk naar Rome teug. “Ga, uw geloof heeft u genezen”, draagt de pastoor de woorden van Jezus voor. Ik reis een maand in de tijd en 1.600 km naar het zuiden terug. Op een zonovergoten septemberavond staan we op het intieme pleintje voor de Santa Maria in Trastevere. Ik leg het kleurrijke mozaïek tegen de façade van deze oeroude kerk uit. De parabel van de tien maagden die uitgenodigd waren op de bruiloft op voorwaarde dat ze een brandende olielamp mee zouden brengen. Vijf verstandigen doen dat, maar de vijf anderen niet. Deze “dwaze maagden” hebben dus niet het licht gezien om voldoende ontvankelijk voor het geloof te zijn. Ook “zien”. Hetzelfde.
Na mijn uitleg bezoeken we de kerk, het huis van God. De H. Mis staat op het punt te beginnen. We besluiten deze te volgen. Een kleine, donkere priester, van Indiase afkomst lijkt het wel, betreedt het altaar. Caspar, een van de Wijzen uit het Oosten, is vroeg dit jaar. Of laat, het is maar hoe je het bekijkt. We nemen een misboekje. Italiaans, maar ook Latijn. Ik kan beide op de voet volgen. Mijn uren op school en in het huis van God betalen zich af. De liturgie voltrekt zich hier precies zoals in Nederlandse kerken. Dat was mij natuurlijk bekend maar het frappeert als je het aan den lijve meemaakt. Hetzelfde. Opnieuw.
Wonderlijk. Ik ben geen uitbundig praktizerend gelovige. Maar ben wel door deze gelijkenis getroffen. Ook ik zie. Misschien niet het licht. Of misschien toch goed voor een klein beetje. Dank, Wijze Caspar en dank, mijn geliefde Boxtelse pastoor Jacques. Zonder elkaar te kennen toch dezelfde boodschap. Zien. Hetzelfde.

Anekdote: “Spreken wordt zwijgen”

Een mooie lentedag. Het is eind april. 25 Graden, warmer dan normaal in deze tijd van het jaar. Ons groepje trekt vol interesse en opgetogen verder. De lunch op het Campo de Fiori was licht maar verkwikkend. Ons wacht het Palazzo della Cancelleria. De “krijgsbuit” van één nachtje gokken van Rafaëllo Riario. Gokken! En dat voor een kardinaal! Foei! Ons groepje hoort afkeurend mijn verhaal aan. Toch neem ik het voor hem op. “Zonder hem had Michelangelo wellicht nooit in Rome een voet aan de grond gekregen!”, pleitte ik. “Riario was de eerste opdrachtgever, toen Michelangelo als hoopvolle jongeman in Rome aankwam. En hij zag diens enorme artistieke potentie.” Tevreden loop ik verder. Ons groepje volgt. Beetje mokkend: “En toch kan het niet! Een kardinaal!”. Tijd voor lichte humor. Komt goed uit. We naderen Piazza Navona. Tegen Navona aan ligt een klein knus pleintje. Piazza del Pascino. Ik vertel in het kort het levensverhaal van Pascino, de brutale kleermaker van de Paus uit de 16e eeuw. Op de hoek van dit pleintje staat een volledig verwaarloosd en beschadigd beeld dat uit de tuin van de kleermaker na vele omzwervingen door Rome hier terecht is gekomen. Het brutale gekwaak van de kleermaker werd na diens dood voortgezet door het Romeinse volk. Met anonieme briefjes. Op dit beeld van Pascino. Roddels, klachten, protesten. Vrijheid van meningsuiting bestond nog niet. Nogal wiedes. Er was nog geen democratie, alleen machthebbers en het plebs. De paus tegenover het volk. En Pascino gaf het volk zijn stem. Nu, ruim 400 jaar later, is er niet zoveel meer te protesteren. Althans, dat lijkt zo. Een enkel briefje. Met een loze tekst. Een persoonlijke kreet: “I love Cynthia!”. Niks politieks. Geen protest. Geen kreet om vrijheid of tegen onderdrukking. Geen klacht tegen machtsmisbruik. Geen paus op het hakblok van het volk. Pascino zwijgt. Hij is gestopt met spreken. Zijn tijd lijkt voorbij. Hij is een ikoon geworden uit een andere tijd. Spreken is zilver maar zwijgen is goud. En spreken wordt bijna zwijgen. Voor Pascino. Bijna een gouden plak voor hem. Maar van Cynthia krijgt hij die helemaal. Omdat hij juist niet heeft gezwegen.

Anekdote: “Het Varken”

Een prachtige laat september zondag. Heerlijk nazomer zonnetje. Ons klein groepje had een reis buiten Rome ondernomen. Buiten de veilige muren van het Oude Rome. Naar het “onveilige” westen van de stad. Het “wilde westen”. Om met oude termen te spreken, de Occident. De plaats waar de zon ondergaat. Letterlijk “sterft” zoals het woord “occident” als onheilspellende betekenis in zich draagt. Bestemming: San Paolo fuori le Mura. De reusachtige Pauluskerk buiten de “veilige” Muur. Bij aankomst zagen we het al. Dranghekken en geleiding naar de hoofdingang van deze immens grote Vaticaanse kerk. Na een stevige tippel kwamen we aan bij de ingang. Net achter de kerk bevatte het atrium een omloop van immense zuilen. Nog geen 6 jaar geleden volledig schoongemaakt, wist ik me te herinneren. Langs twee pantserwagens met militairen, geweer in de aanslag. Door een tent met politie en detectie apparatuur voor bommen en granaten. Op deze nazomer zondag stonden militairen, politie en apparatuur “op de plaats rust”. Suffig te kijken. Niemand of niets deed het. Alles onder controle. Vredig en veilig. Maar dat gevoel hadden we allang. De loom makende warmte dreigde mij in te doen kakken. En ik moest nog door de hele kerk een rondleiding geven. En dit was geen kleintje. Had in voorgaande dagen al een aantal kerken doorkruist met mijn groepje. Meerdere malen symboliek en betekenis van menige absis uitgelegd. Maria, aartsengelen, de apostelen en de evangelisten in hun verschillende verschijningsvormen. De leeuw Marcus, Mattheus de mens, Johannes als adelaar en de stier voor Lucas. En nog veel meer. Deels uit gemakzucht en deels vertrouwende op mijn uitleg- en rondleidingskunsten deed ik een aanslag op het zorgvuldig door mij gevulde geheugen van mijn groepje:” En wat zien jullie hier?”. Niet vergeefs, merkte ik. En oudere man begon energiek het front mozaïek toe te lichten. Vlekkeloos dreunde hij zijn lessen op en Christus, Paulus en diens zwaard en Petrus met zijn sleutels rolden over het toneel. Ook het centraal opgestelde beeld van Paulus kwam aan de orde. De vertaling van de sokkeltekst vergaf Ik hem. De luie leraar in mij was op deze verrukkelijke zomer zondag meer dan tevreden. “En het standbeeld rechtsachter in het atrium?”, vroeg ik tot slot, in een poging om deze eminente man voor een 10 met griffel te laten gaan. “Ik zie een man met een pen en een rol papier. Wellicht een evangelist. Lucas denk ik.”, zei mijn ster-leerling. En glimmend van trots overspeelde ik mijn hand: “Oh, en waarom denk je dat?”. “Nou, vanwege het varken!”, riep mijn ster vol overmoed. Ik zag geen varken. We liepen op het beeld af. “Welk varken?”, vroeg ik oprecht verbaasd. “Dat daar!”, riep de ster, maar nu iets minder overtuigd. Van achter Lucas, keek een stierenkop mij wat leeg aan. Wij beiden teleurgesteld, een beetje timide. En zwaar tekort geschoten. We voelden ons beiden door mijn rijzende ster gepakt. De stier door zijn degradatie tot varken. En ik doordat ik me in slaap had laten sussen. Op deze vredige september soezel zondag. In een warm zonnetje ingekakt. Suffig. Net als de militairen, politie en hun apparatuur. En mijn gevallen ster. Iedereen heerlijk ingekakt en ingepakt. Niet op de hoede voor het onverwachte gevaar van “het varken”. Dat zomaar ineens kan toeslaan. Zalig zonnige schijnveiligheid.

Anekdote: “Kolkende Massa”

6 Uur in de middag. Spitsuur. Zeker op het drukste plein van centrum Rome. Piazza Venezia. Vanaf een heuveltje op een royale marmeren troon in de schaduw overzie ik de drukke meute. Stromen auto’s en taxi’s cirkelen drie rijen dik om me heen. Toeterend en brullend. Een leven als een oordeel. Op mijn troon is het stoïcijns. Ik neem waar, voel stilte en rust. Ik hoor en zie het allemaal. Maar niets dat mij verstoort. Ik kijk naar mijn bronzen collega aan de overkant. Op zijn bronzen paard van meer dan 100 jaar oud overziet Victor Emmanuel dezelfde kolkende massa. En blijkbaar raakt het hem ook niet. Ook hij blijft er stoïcijns onder. Moet ook wel. Komt door het vele brons en het weinige leven in hem. Hij staat temidden van het als met poedersuiker overstrooide monument dat naar hem is vernoemd. Dat schittert verblindend in het warme zonlicht. Doet bijna pijn aan je ogen. Victor en ik zijn overigens niet de enigen die hier de rust bewaren. Schuin tegenover mij zit een donkere man. Ook op een marmeren troon. Net zoals ik. Met een grote rugzak bij zich. Maar hij gaat een stap verder dan ik. Hij zit in de volle zon te slapen en heeft een dikke trui aan. Alsof hij een heftige poolkou moet trotseren. En dat bij ruim dertig graden celsius in de volle zon. Het deert hem niet. Slaapt rustig door de warmte en kolkende herrie heen. Victor en ik kijken minzaam maar vol bewondering naar deze derde troonzitter. Kennelijk voelen we ons alle drie hier de koning te rijk. Ongestoord en onverstoorbaar op onze drie tronen. Twee van marmer en een van brons. De kolkende massa en het intense verkeergekrijs ontstegen. De drie koningen. Zoals Caspar, Balthazar en Melchior eertijds uit het Oosten kwamen. Twee blank, een donker. Maar nu, ruim 2000 jaar later zijn het Victor, Martin en Trui die in het Westen op hun troon zitten. Wisseling van de wacht. De drie Wijzen uit het Oosten ingeruild voor de drie Stoïcijnen uit het Westen. Op het krijsend drukke Piazza Venezia. 6 Uur in de middag en 30 graden warm. Ijzige kalmte in de hete kolkende massa.

Anekdote: “Emmanuele II”

Een zomerse ochtend in het park Vittorio Emmanuele II. Heerlijk toeven in de schaduw op een bankje. Ondanks het hout toch comfortabel door de vloeiende vorm. Een groene long in het drukke Rome. De frisheid van de vroege ochtend is opgetrokken. Ik heb een interessante toeschouwersplaats. Een waar observatorium. Zie veel voorbijtrekken. Een voortdurend komen en gaan. Veel passanten en zitters. Opvallende. Een roodharige huisvrouw met een felgroene sleurtas op wielen. De kleurcombinatie vloekt, zelfs in mijn weinig modegevoelige ogen. Wederzijds bepakt met modetassen. Ben benieuwd hoe hard er in die tassen wordt gevloekt. Dan het gezin Schommel en Slungel. Vrouw Schommel komt door de ingang voorop aangewaggeld. Schommel wil paraderen maar haar omvang staat dat niet toe. Haar lange magere man Slungel duwt een buggy achter haar aan. Slungelig natuurlijk. Lege buggy. Nummer drie in deze optocht is Dreinertje, de eigenlijke inhoud van de buggy. Een driejarige jammerende peuter met zwarte krulletjes. Loopt verveeld door de perken, schopt tegen een haagje. Is vooral aan het jengelen. Optocht Schommel en co trekt verder. Een witte hoed en witte colbert lopen met haastige pas mijn gezichtsveld binnen. Aktentas onder de arm. Even snel is Withoedje weer aan mijn oog onttrokken. Een lange donkere jongeman beent atletisch naar een bankje naast mij. Gaat zitten. Neger, maar ik wil dat denigrerende woord eigenlijk niet in de mond of pen nemen. Schuin achter hem volgt een erg jong donker meisje. Knap en zich bewust van haar billen. Die betoveren je, als ze loopt. Althans als je man bent. En misschien een enkele vrouw. Ik prijs de jongeman gelukkig. Zijn blik verraadt dat hij vaak betoverd is. Maar hij kan het handlen. Hij is atletisch. Een italiaanse studente hobbelt op een fiets traag door een grasperk. Valt net niet om. Fietsstand op automaat. Druk kwebbelend in een mobieltje. Haar hoofd bij de ander, niet bij haar fiets. Bijna tegen een prullenbak. Ook een fietsautomaat is maar een mens. Tja, hij wist tenslotte ook het pad niet te vinden. Mijn zomerse ochtend in Emmanuele II loopt ten einde. De optocht bij lange niet. Een permanente voorstelling waar ik zeker weer naar kom kijken. Een paar uurtjes smullen. Als toeschouwer. Vanuit mijn observatorium, mijn houten bankje. Comfortabel. Eerste rang.

Anekdote: “Prieeltje”

“NOCTILUCAE SILVARUM POTENTI”. Dat staat op de ronde architraaf van het ronde tempeltje. Ik ben in het park van Villa Borghese. Daar staat dit elegante bouwwerkje. Net een prieeltje. In het midden een zuiltje van ruim één meter. Gewijd aan het krachtige nachtelijke licht in het bos, vertelt mijn latijn mij. Hoeveel romantischer kan ik het bedenken? Niet dus. En ik ben niet de enige. Het prieeltje nodigt uit tot kiekjes. Soms hele foto shoots. Ik ga op een bankje zitten. Wachten en kijken. Een viertal zonnebril nimfen maakt er een ware show van. Ervoor. Ernaast. Tegen een van de zuilen. Smachtend omhoog kijkend. Zonnebril op het puntje van de neus. Hoe jong deze nimfen ook zijn, gevoel voor show is hen niet vreemd. Giechelend vertrekken de spring-in-het-veld nimfen weer, wanneer ze zien dat ik hen gadesla. Op mountainbikes nadert een pront stelletje. Het fris lichtblauwe jurkje twijfelt geen moment. Springt van haar fiets en beklimt de trappen. Hijst zich als een ware Diana op het zuiltje. En gaat trots zegevierend staan, overeenkomstig haar atletische aard. De armen wijd uitgespreid. Haar trotse Apollo maakt een paar shots van zijn godin. Jurkje springt eraf. Pakt de fiets en trapt weg, uitdagend achterom kijkend. Of haar Apollo haar wel volgt. Of zelfs maar bij kan houden. Hoeveel anders twee jongedames die in een Piet Plezier aan komen zweven. Een is een ranke charmante bloemenfee. Wacht bescheiden op haar beurt. Als het prieeltje beschikbaar is, gaat ze voorzichtig op het zuiltje zitten. Benen over elkaar en geeft haar vriendin een fototeken. Laat zich zakken, kijkt schuchter rond. Dat ze maar niet is beloerd bij haar “zondige uitspatting”. Ik stel haar gerust door juist niet te kijken. De bloemenfee en haar vriendin zweven weer weg. Een ouder stel maakt zijn opwachting. De held in ruste klimt wat stram op het zuiltje. Laat zich trots bekieken door zijn levenslange gezellin, handen in zijn zij. Neemt alle tijd. Misschien wel zijn laatste heldendaad. Ogenschijnlijk kwiek komt hij naar beneden. Lacht – opnieuw jong – naar zijn aanbidster. Geeft haar ondeugend een tikje tegen haar billen. Hoopvol de spannende gebeurtenissen van die dag letterlijk een handje helpend. Zij lacht blij. Zijn buit is binnen. Het prieeltje wekt romantische fantasieën. Leeftijd speelt geen rol. Ieder is nimf, held of god. Ik bedenk me. Of toch? Kan het wel romantischer? Jawel! Veel romantischer. Ik stel me het prieeltje bij maanlicht voor. En dan zonder toeschouwers. Wat zou het maanlicht dan voor uitwerking hebben? Op de romantiek van deze nimfen en goden? Het prieeltje waarschuwt er zelf al voor. Mijn fantasie slaat gevaarlijk op hol. Ik mijmer verder. Gelukkig veilig in het zonlicht.

Anekdote: “Terugkeer van de Muzen?”

Negen maanden later. Piazza della Rotonda. Het is kwart voor vijf. Voor het Pantheon. De goden kunnen op vele zonnestralen hun tempel binnenglijden. Ik ben teruggekomen vanwege het gebouw, de mensen, de sfeer. Maar ook een beetje voor de muzikanten en hun act van vorig jaar. Zouden ze er weer zijn? Ze stellen me niet teleur. De stuurse grijzende Brillemans verschijnt het eerst. Parkeert zijn muziekkarretje in de schaduw. Loopt op en neer, onderwijl op zo’n horloge kijkend. Spreekt politie uniformen aan. Het bekende ritueel. Krijgt gezelschap van een slaafs kruiperige bekende. Een sjouwertje? Groupie? Na 10 minuten verschijnt de tweede hoofdrolspeler. Onze gulzig bier innemende Pink Floyd gitarist. Ook begeleid door een groupie. Druk pratend en gebarend staan zij te overleggen. Over wereldproblemen? Van Trump tot Isis? We zullen het niet weten. Het blijven schaduwgesprekken. Letterlijk en figuurlijk. Een vijfde mengt zich in het gesprek. Een invalide bedelaar, zittend op een karretje. Smekend om geld. Blijkbaar weet hij niet dat de muzikale buit nog lang niet binnen is. De hoofdrolspelers heffen lege handen. Bedelkarretje rijdt door. Dan slaat het Onverwachte toe. Al van ver klinkt naderend oosters gezang en getrommel. Zes danseressen in lichtblauw en een tiental oranje Hare Krishna jurken komen ritmisch dansend en zingend naderbij. Oosterse klanken overspoelen de Westerse goden. Zij claimen het toneel dat door Brillemans en Biertje zo druk bediscussieerd wordt. En het publiek is om, meteen bekeerd tot het oranje geloof. Het danst en zingt mee met het Oosten. Dansend en zingend wint het Oosten de uitwedstrijd van het Westen. Met de westerse goden op de hoofdtribune. Opnieuw een nederlaag voor het Poldermodel. Brillemans en Biertje staan er wat beteuterd bij en kijken er verslagen naar. Het is een uur verder. En andermaal geen westerse Muzen. Maar wel een winnaar. Het Oosten. Op handen gedragen door westers publiek. Wat muziek al teweeg kan brengen. Een profetische blik in de toekomst? Negen maanden later. En nog geen westerse noot verder.

Anekdote: “Femme fatale”

Ik wandel door Rome. Mij bekend, vertrouwd. Mijn eerste avond van een zoveelste reis. Een mooie warme juni avond. Op zoek naar een restaurantje met een rustig hoekje. Dan kan ik dit schrijven. Tja, Rome is als een femme fatale. Net als haar beschemgodin Roma. Ik zie haar aan mijn geestesoog voorbij komen. Ze is soms wat rommelig. Laat van alles slingeren. Heeft soms wat minder mooie, scherpe randjes. Ze toont ook pit, venijn, niet kwaad bedoelend. Kan soms overweldigend en benauwend druk zijn. Maar je vergeeft het haar meteen. Vanwege zoveel moois. De zwierige grandeur van de Spaanse Trappen. Het statige van de Sint Pieter. Moederlijke zorg van de Santa Maria Maggiore. Het warm gezellige Piazza Navona. De kracht van het indrukwekkende Colosseum. Maar ook de intimiteit van Campo de Fiori. De onweerstaanbare verleidelijkheid van Villa Borghese en haar park. De sexy vrouwelijkheid van haar gebogen straatjes in het oude centrum. En de ronde vrouwelijke vormen van de meanderende Tiber. De vurige passie waarmee het water in de Trevi fontein spat. En nog veel meer onverwachte momenten. Ook voor mij. Na al die jaren nog die ik al bij haar ben. Met haar vertrouwd, getrouwd. Ze vult je leven. Geeft je inhoud en vervulling. Maar ook altijd overwacht nieuwe dingen. Je drinkt van haar. Verdrinkt in haar. Ze verteert je, in haar vuur. En zij redt je altijd en opnieuw. Never a dull moment. Niet met haar. Tja, zo is Rome, Roma. Een femme fatale. Mijn femme fatale. Mijn vrouw. Een warme traan op mijn wang. Nostalgie, altijd weer nieuw. Een mooie juni avond bij ondergaande zon.

met dank aan Käthy

Anekdote: “Prijs de Heer”

Een studiereis. En een regenachtige novembermaand. Normaal alleen door Rome dolen. Vertrouwde kerken in, gebouwen uit, musea doorstruinen. Maar ook naar nieuwe gebouwen, parken en musea. Op ontdekkingsreis. Als Captain Kirk van starship Enterprise: “to go boldly where no man has gone before”. Dit keer was “Captain Kirk” niet alleen. Hij had een reisgenote. Een heel goede vriendin. Gezellig en aangenaam gezelschap. En niet in de laatste plaats vanwege haar gevoel voor droge humor. Een echte nuchtere Achterhoekse. Altijd in voor practical jokes en rake opmerkingen. Never a dull moment met haar. En dat bleek ook weer op deze reis. Het olifantje van Minerva had ze al geïmiteerd. En stapels broodjes in een bakkers vitrine gefotografeerd om nog dagenlang na te kwijlen bij deze foto.
Zo kwamen Captain Kirk en zijn metgezellin bij de Santa Maria in Ara Coeli. Een prachtige oude Franciscaner kerk op de heuvel van het Capitool. Opgetrokken uit restanten van oude tempels uit de klassieke oudheid, zoals die van Juno Moneta. Allemaal verschillende, antieke zuilen die het middenschip scheiden van de zijbeuken. En uiteraard met de bekende Bambino uit olijfhout. Deze Mariakerk is erg geliefd bij bruidsparen. Veel huwelijksvoltrekkingen dus. En daar was een zanger zich aan het voorbereiden op mogelijk een daarvan. Op de hoge preekstoel stond de Aziatische tenor prachtig Mozart te vertolken. Het Laudate Dominus galmde samen met het orgel door de kerk en de Oudheid. Een stroom gouden noten twinkelde als sterrenstof. Niet goed genoeg. Een nerveus gebarende tweede Aziaat in de kerk brak het hemelse geluid abrupt af. Gedwee klom onze tenor naar beneden. Onverstaanbaar kreeg hij op zijn falie. Geslagen klom hij weer omhoog. Het orgel zette in. En het hemelse geluid lokte opnieuw de Heer. Weer niet goed genoeg. Hoogst geïrriteerd werd de brave zanger naar beneden gesommeerd. Zo ging het maar door. Onze tenor werd telkens kleiner. Wij snapten er niets van. Het klonk telkens toch geweldig, prachtig? Mozart zou deze vertolking zeker ook goedgekeurd hebben. Kirk en companion hadden met de tenor te doen. Een stoutmoedig plan drong zich aan hen op. Kort overleg en “witte rook”. Een mentale reddingsactie moest het worden. Daar stonden ze, big smile en onschuldig de handen op de rug. Met geduldige belangstelling bleven ze wachten op een hernieuwde maar bij voorbaat toch al afgekeurde poging. Onze aziatische dwerg strompelde deemoedig weer de preekstoel trap op. Het orgel klonk en de hemel opende zich andermaal. Ook nu werd hij door Aziaat 2 wild gebarend onderbroken. Meteen barstten de samenzweerders los in een enthousiast applaus. Scandeerden “Bravissimo, ancora, ancora!!!” Aziaat 2 werd nog ziedender dan hij al was. Tierend en gebarend naar het sabotage duo. Maar de zingende dwerg groeide zienderogen. Glimlachte gelukzalig, handen gevouwen, dankbare blik omhoog. Voldoening, toch nog goedkeuring. Tja, niet van Mozart. En helemaal al niet van zijn ziedende coach. Maar van twee rugzaktoeristen op gymschoenen. Die nu gniffelend de kerk uitslopen. Een als door de hemel gezonden duo. De hemel zij dank! Laudate Dominus! Prijs de Heer!

Anekdote “The man with the golden stick”

“Onder Rome begint Afrika” is een Italiaans gezegde. Maar er is in het zuiden van Italië wel meer anders dan in het noorden. En dat zou ook ik merken. Het was een warme septemberdag toen Pompeji op het programma stond. We waren na een bustrip van drie uur uit Rome aangekomen. Een snelle lunch en dan de Porta Marina binnen. De oudheid tegemoet. De groep was nog niet klaar of ik zocht buiten onze gids Giovanni op. Hij zat met een drietal locals op leeftijd te keuvelen. Op een bankje onder een grote parasol. Viermaal gemiddeld 75 jaar. Giovanni merkte mij op. Stelde me aan zijn keuvelgenoten voor. En ik werd met een big smile voorgesteld als “the boss from holland”. Ik gaf allen een hand en aanhoorde hun namen. Een trok meteen mijn aandacht. Massimo. Alle andere gezichten en namen vervaagden meteen weer. Alsof ik in een droom in een diepe kuil zonk en mijn omgeving rond mij tollend wegviel. Ik keek in de kille poelen van Massimo. Achter meekleurende glazen in een goudkleurig montuur. En die poelen keken terug. Verstijfd keek ik naar zijn breed grijnzende mond. Een gouden snijtand. Groen camel kleurig geblokt colbertje op een licht camel pantalon met scherpe vouw. Zijn beide bruine handen gevouwen. Als voor een gebed, leunend, nee, loerend over de gouden knop van een zwarte wandelstok. Grote gouden zegelringen aan beide handen. “Martino, mi amico” fluisterde hij, wat lijzig raspend. Nooit zijn grijns uit het oog verliezend. Ik liet me inpalmen. Vergat bewust mijn tijd en doel. Gefascineerd door “wat” dáár tegenover mij zat. Mijn nekharen overeind, de rillingen over mijn rug, alert. Op het ergste voorbereid. Was dit film? Werkelijkheid en fictie versmolten. Een dinosaurus uit een ver land en verre tijd. De grijns bleef mij toelachen. Eindelijk reageerde ik. Vroeg of zij al lang vrienden waren. De zon speelde door de blaadjes heen over zijn zwijgende grijns. Meer dan een halve eeuw, from the good old times, grijnsde Massimo eufemistisch. Zag al beelden van samenzweringen, afpersen en bloedige afrekeningen door mijn hoofd tuimelen. Ik huiverde. Onbeweeglijk bleef Massimo mij biologerend aankijken. Taxerend. Als een slang naar zijn prooi. Ja, zei ik en herpakte me, goede vriendschap is het allerbelangrijkste dat er is. Ik was ontsnapt, geen prooi meer. Massimo had het meteen gezien. Knikte bijna onzichtbaar, bewonderend: “Va bene, Martino.” In alle betekenissen van dit korte italiaanse zinnetje. Ik speelde mijn tweede en laatste troef: “È un onore di conoscerti.”. Hopende dat mijn gebrekkige italiaans nu niet faalde. Tikte met mijn rechter wijsvinger als groet tegen mijn hoed, knikte en liep weg. Giovanni achter mij aan. Braaf. Zich uitermate goed bewust van wat hier had plaatsgevonden. Massimo bleef me onbeweeglijk nakijken. Anachronistische clash of cultures. Langzaam trok de kilte weg. De film was afgelopen, de herinnering bleef zich herhalen. Een warme septemberdag. In Pompeji. Vlakbij Afrika. Of daar ergens tussenin.

Anekdote “Luciano”

Ik kom al jaren in Rome, als gids. Altijd in hetzelfde hotel. Een echt familiehotel in het centrum van Rome. Drie sterren. Keurig schoon, betrouwbaar, vriendelijk. Een hotel met een menselijk gezicht. Ik ken inmiddels zo’n beetje alle wels en wees van iedereen. Van de kamermeisjes tot de baliemedewerkers en de eigenaar zelf. Allemaal vriendelijk, behulpzaam. Zonder uitzondering. Ook Luciano. Een van de oudgedienden. Van het eerste uur. Kent de klappen van de zweep en “zijn” gasten. Betrokken en meer dan bereid tot een praatje. Luciano komt uit Libanon. Heet eigenlijk geen Luciano. Hij heeft mij zijn echte naam wel eens genoemd. Klonk arabisch. Heb hem gehoord en was hem meteen alweer kwijt. Ik houd het daarom bij Luciano. Zoals ieder ander. En hijzelf ook. Luciano is ooit eens getrouwd geweest. Heeft ook een teenage dochter. Met suikerziekte. Dat kost hem veel geld maar daarover klaagt hij niet. Heeft dat voor haar over.
Ik leerde hem wat beter kennen rond 2010. Toen de bankencrisis het toerisme in Italië flink pijn had gedaan. Ook het hotel had te lijden van wegblijvende toeristen. Werktijdverkorting voor het personeel achter de balie was een van de maatregelen. Dus minder salaris. Maar altijd nog beter dan ontslag redeneerde ik. Luciano had er toch geen goed woord voor over. Want naast minder salaris kwam ook meer administratief werk. En daar had Luciano een broertje dood aan. Breeduit deed hij zijn beklag bij mij, die hij als zijn vertrouweling zag. Een beetje ongemakkelijk voelde dat wel. Als gasten deden we tenslotte zaken met zijn baas. Maar ik heb het altijd bij me gehouden. Discreet. Luciano ging in deze onrechtvaardigheid volledig op. Maakte zich enorm druk. Niet goed voor je hart, suste ik. Kalmeerde hem. Tussen zwart en wit ligt een hele wereld aan grijs. Luciano onvermurwbaar. En keer op keer kwam hij erop terug. Het raakte hem. Alsof hij persoonlijk beledigd was. Ik mocht deze brompot met zijn hart van goud. Ook al reageerde hij narrow minded. Maar dat was hij beslist niet.
Twee jaar geleden kwam ik in november weer in Rome. Somber weer, net niet druilerig. Geen Luciano. Ik kreeg snel het nieuws van enkele weken eerder mee. Luciano was op een oktoberochtend dood aangetroffen. Door dochterlief in de woonkamer. Hartinfarct. Wat een schok! Een dreun! Sowieso voor haar. Voor iedereen. Na weken proefde ik nog de bedrukte sfeer in het hotel. Een open plaats, een wond. Die moest echt nog helen. Door de tijd. Ook bij mij. Ik mocht wel zeggen! Maak je niet druk. Slecht voor je hart. Ik mis Luciano. Elke keer weer als ik in Rome kom. Geen leuk verhaal. En toch vertel ik het. Voor wie? Voor degene die hem kende. Degene die dit leest. Voor mezelf. En voor hem. Luciano.

Anekdote “Grijpertje”

November bij de Trevi-fontein. Een wat sombere novemberdag. Ben voor de zoveelste keer en het zoveelste jaar hier. Altijd druk. Gezellig. Mensen die de romantiek van deze plaats zoeken en hem later nog een keer willen beleven. Daarom rug naar de fontein, een muntje in de rechterhand over de linkerschouder, zo de plomp in. En dan is men verzekerd van terugkeer naar deze stad. Ontelbaren willen dit kennelijk. De bodem van de fontein is bezaaid met muntjes. En dat is dan nog maar van maximaal een paar dagen. De gemeente Rome haalt deze fontein wekelijks leeg. Voor voedsel aan daklozen. Zo gaat althans het verhaal.
Een baardige onverlaat wringt zich een weg. Nors beweegt hij zich tussen de blije en opgewekte toeristen. Opvallend boers en lomp. In zijn hand een lange metalen stok. Een antenne lijkt het wel. Aan het uiteinde een grijpertje. Een blij ogend, tenger Aziatisch meisje wordt ruw weggeduwd. Grijpertje heeft zijn oog op een muntstuk van één euro in de fontein laten vallen. Alles moet wijken. Geconcentreerd tracht hij het blinkend stukje geluk te bemachtigen met zijn instrument. Ja, gelukt! Een volgende toerist wordt grommend aan de kant geduwd. Het grijptoneel herhaalt zich. Dan een gelukkig lachend stelletje voor een selfie. Ook oppleuren. Of anders maar het water in. Het voltrekt zich allemaal recht voor me. Zit te genieten van het onschuldige Trevi-plezier. Maar erger me aan Grijpertjes gedrag. Ik bedenk me dat het allemaal zoveel minder erg zou ogen als hij de Trevi-toeristen zou respecteren. Nu plompt hij maar raak en heeft hij overduidelijk last van hen. En heeft zijn eigen oplossing. Van onder mijn hoed kijk ik naar hem. Hij voelt zich bekeken. Ziet mij en kijkt terug. Ik kijk streng en schud afkeurend nee. Grijpertje bindt niet in. Vindt kennelijk dat ik onrechtmatig zijn inkomstenbron bedreig. En begint tegen mij uit te pakken en te gebaren. In een compleet onverstaanbaar brabbeltaaltje. Alsof ik de kwaaie peer ben. Grijpertje drukt op mijn rode knop. Ik zeg niet al te zacht in het Nederlands dat hij maar beter kan gaan. Ondersteun dat met een wijzende arm. Zie dat hij me maar al te goed begrijpt. Toch geen aanstalten. Ik roep direct naar de politie die actief achter mij tegen hun surveillancewagen hangt. Het waakzame Italiaanse blauw ontwaakt. Ziet het tafereel en komt in beweging. Grijpertje ook. Hij snelt de trappen op. Boven slipt hij en struikelt bijna. Een slap stick en ik glimlach. Grijpertje zoekt verongelijkt brabbeltalig een goed heenkomen. Wakend blauw zet voor de formaliteit nog 10 passen. Keert dan terug in hun eerdere, ogenschijnlijk waakzame stand by modus. Blauw en Grijpertje waren bekenden van elkaar, was mijn conclusie. Mijn bijdrage in de slap stick was gering. Te gering om ieder zo zijn rol te laten spelen. En ik heb nog niet eens zelf op die knop gedrukt. Was slechts toeschouwer, ten hoogste figurantje op de achtergrond, de trigger. No more no less. Ik merk dat mijn rode knop meewarigheid, medeleven en haast medelijden in mij heeft opgeroepen. Wat maakt het ook uit? Ieder speelt zijn rol. Is zoals hij is. Op het toneel van het leven, of in de zaal. Het is spel. Blauw (ont)waakt, Grijpertje graait. En ik sta erbij en kijk ernaar.

Anekdote “blauwe rups voor de pisbak”

Een paar jaar geleden is bij ons de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd. Dat speelde ook in Italië. Voor dat soort ingrepen krijg je niemand enthousiast. En de Italianen helemaal al niet. Stakingen, protestmarsen, opstootjes. Het toeval wilde dat we op dat moment met een groep van 30 enthousiaste Romegangers daar ook wat van meekregen. We bezochten het nationaal monument van Italië. Van Victor Emanuel II. Een hagelwit neoklassiek monument dat maar amper 100 jaar oud is. En dat met vele bijnamen door het leven gaat. De een nog sierlijker dan de ander. Vittoriano, Altare della Patria (Altaar van het Vaderland), Macchina Scrivere (de Typemachine), Torta di Zucchero (de Suikertaart), Torta Nuziale (de Bruidstaart), en de mooiste van allemaal, Pisciatoia Nazionale (het Nationaal Urinoir of de Pisbak). Nou, en het dreigde ook echt een pisbak te worden! Op onze dag van bezoek had zich een grote demonstratie op de langsgelegen Via dei Fori Imperiali gevormd. Rode vlaggen, spandoeken, geroep en geschreeuw, spuitbustoeters en –sirenes. Een leven als een oordeel. Wij aan de voet van het monument, met de rug tegen het hek. De menigte dreigend oprukkend, in onze richting. Ongetwijfeld niet tegen ons gericht, wellicht ter bezetting van de Pisbak. Maar toch. Op hetzelfde moment het ritmisch gestamp van gedrilde laarzen. Een schril fluitje. De meute houdt in. De laarzen komen de hoek om. Een peletonnetje gehelmde uniformen schuiven in looppas tussen het oproer en het monument in. In een langgerekt donkerblauw lint. Manshoge plexiglazen schilden en grote knuppel in de hand. Polizia di Finanza lees ik. Begrijp niet het verband tussen financiën en oproerpolitie. De gepantserde blauwe rups laarst door. Weer dat fluitje. De rups komt tot stilstand maar blijft gedisciplineerd doormarcheren. Looppas op de plaats. Ik tel pakweg tachtig helmen. Een handje vol. Net de omvang van een klassieke centurie in een Romeins legioen. Het fluitje, nog een keer. De segmenten van de rups draaien een kwartslag naar de menigte, rug naar ons. En nog steeds looppas op de plaats. De geordende blauwe laarzen duidelijk hoorbaar tegenover de rode kakofonie. Voor de vierde keer het fluitje. Laarzen stoppen. De schilden landen met een dreun. Eén grote transparante muur. Het protest houdt de adem in. Deinst terug. Ingehouden spanning, gewapende vrede? De blauwe tachtig staan stil, doen niets. Nog niet. Met deze jongens valt niet te spotten. Maar dat was toen ook al zo. Bijna 2.000 jaar geleden. De tijd staat stil. Al die tijd al. Rood is blauw geworden. De blauwe Presidentiële Polizia di Finanza en de rode Keizerlijke Praetoriaanse Garde vloeien voor mijn ogen ineen. Zo ook het rode oproer van nu en de hongerige meute van toen. 2.000 Jaar, alsof het niets is. De geschiedenis herhaalt zich. Er is niets veranderd. Behalve wij en de Pisbak. Want die was er toen nog niet. En wij trouwens ook niet.

Anekdote “kippenvel”

Rome loopt over van mensen met tijdelijk verblijf. Deze metropool heeft 4 miljoen inwoners maar geeft per jaar aan vele miljoenen mensen meer tijdelijk onderdak. Merendeels toeristen, uit eigen land maar ook van ver daarbuiten. Toeristen zijn dan de beter gesitueerde soort bezoekers. Je ziet ook veel minder bedeelden. De straatverkopers. Alles wat een creatieve geest aan onzin kan bedenken, brengen zij aan de man. Ik heb er bewondering voor. Met volharding lukt het hen aan mensen spullen te verkopen waar in het geheel geen behoefte aan bestaat. En waarvan iedereen de grootste twijfels heeft over de kwaliteit. Jaren geleden heb ik kennis gemaakt met een nieuw komend directeur Verkoop. Je weet wel, zo’n fast guy. Strak in het pak, praat snel, loopt over van engelse termen. Heb hem verteld dat gevoel voor realiteit en betrokkenheid met zijn mensen het beste is wat hem zou kunnen overkomen. Dat had hij, meende hij stellig. Naar zijn inwerkprogramma vragend bleek van niet. Hem had ik graag een weekje straatverkoper in Rome gegund. Met als target – ik begin ook al zijn termen over te nemen! Bah! – een grote doos fluitjes, ploffende snotballen, wegwerpzonnebrillen en dergelijke verkopen. Enige bescheidenheid had hem gesierd.
Rome kent nog meer tijdelijke kostgangers. Spuitbuskunstenaars, straatartiesten, in vele soorten en maten. Schilderijen, toneel of muziek. Voor een ongevraagd en ondankbaar publiek. Vaak zit de sleet erin. Het echte vuur is gedoofd. Het is een kunstje, een riedeltje. Twee vingers in de neus en ogen dicht. Gaan met de bekende banaan. Je doorziet het. Maar soms is er de vinger van God. Of van Michelangelo? Kijkt de Muze mee. Frisheid en originaliteit. Dat geeft fascinatie, opwinding. Echt kippenvel.
Tot slot de rondhangers, bedelaars. Zigeunermoedermeisjes, gehandicapten, verwaarloosde baardmannen, pickpockets, gestranden, kartonnen doos bewoners. Klinkt misschien minachtend. Dat is net niet de bedoeling. Ik zeg dit met respect voor ieder mens maar juist met begrip en medeleven voor achtergrond en situatie. Allen willen delen met beter gesitueerden. Begrijpelijk. In ruil voor een zegen, een dankwoord. Of gewoon voor niets. Want allen moeten eten. Sommigen drank. En iedereen wil onderdak. Zoals elk ander. En doen daarvoor hun ding. Hoe weinig het ook mag zijn. Soms gespeeld, soms oprecht. Het onderscheid is moeilijk te maken. Act or reality? Maar soms is er de vonk van oprechtheid, echtheid. Je doorziet de bittere ellende. Ik heb het meegemaakt. Dat is schrikken, shocking. Tranen in je ogen. Grijp je je portemonnaie? Ik nam er ooit een mee naar een broodjeszaak. Gaf eten en drinken. Dan die dankbare ogen. Dat kortstondige geluk. En óók dat geeft kippenvel. Alleen van een andere soort.

Anekdote “overstroomd”

Sint Pieter, een warme zaterdagochtend. Plein en kerk stromen over van de mensen. Dat is altijd zo. Nu weer. Maar nu zijn het internationale parochies, verenigingen, fanfares die met opgetogen gezichten zich in het zweet zingen en muziek maken. In de verte vanuit de basilica doet ook het orgel zijn best en staat te zweten. Zo gaat dat op dagen voor genodigde groepen gelovigen. Kerk niet toegankelijk voor gewone volk. Dat bidt niet, laat staan georganiseerd. Vergaapt zich alleen. Aan pracht, praal en rituelen. Rugzaktoeristen. De Vaticaanse basiliek, a real must see. Maar niet deze ochtend. We gaan. Om later die dag terug te komen.

Teruggekeerd zien we dat de groepen zijn uitgebeden en uitgezongen. De laatste voldane gezichten lopen van het plein. Plaats makend voor ons, rugzakkers. Hopelijk zijn de gebeden verhoord. Allemaal. Dat is niet zeker, je weet het nooit. Maar de hemel spreekt wel, een paar bliksemflitsen, regen, druppels, groot als eieren, warm en zacht. Een verademing. Totdat de hemel wel heel erg dankbaar blijkt. De vele druppels overstromen het Sint Pieters plein. Maar het plein stroomt op hetzelfde moment ook weer leeg. De mensen vluchten. Een echte ontstroming. De rugzakkers schuilen, ontvluchten de hemelse dankbaarheid. Andermaal wordt Christus niet begrepen. Alleen een handjevol dappere die hards blijft over. Wij. En een jonge priester. Oostenrijker blijkt dadelijk. 30, 32 jaar, kort donkerblond baardje, open lach, sprankelend blauwe ogen achter een frameloos brilletje. En geen paraplu. Vergeten. Op zijn college laten liggen, zegt hij vrolijk. Kijkt mij uitnodigend aan. Twee mensen kunnen ook onder één paraplu, zeg ik, zeker als een van hen dienaar van God is. Hij lacht. En komt dicht naast mij lopen, samen onder mijn rode paraplu. Rood, de kleur van liefde, naastenliefde, en nu letterlijk. Samen op weg. Over basaltkeitjes, de marmeren trappen op naar boven, naar God. Of ik niet naar mijn groep moet, vraagt hij me. Nee, die wacht wel, zeg ik. Eerst Gods dienaar droog op zijn plaats van bestemming afleveren. 20 meter verder droge veiligheid. We nemen afscheid, geven elkaar de hand. Zeggen niets. Hij kijkt mij in de ogen. Dankbaar, vrolijk, maar vooral heel lang en intens. Als in mijn ziel. Ik kijk terug, in zijn ogen. Even lang en even intens. En nu overstroom ik. Vreugde, dankbaarheid, tranen. Kijk ik in de ogen van een dienaar? In die van een engel? En dat baardje dan? Van zijn baas, misschien? Christus himself? Dan is hij weg, en ik ben confuus. Wankel naar mijn groep. Sprakeloos. En dat overkomt deze Romegids zelden. Ze zien het. En laten mij zo, voor even. Overstroomd.

Anekdote “de hemel huilt”

Woensdag 31 augustus in Rome. Bewolkt weer, maar goed van temperatuur. De San Lorenzo. Kerk van de doden. Bij de ingang van een van de grootste en bekendste kerkhoven van Rome, Verano. Uitvaart in de San Lorenzo is een continue bedrijf. Ik zag er tweeëneenhalf in anderhalf uur tijd. En de twee eerste heel verschillend. Nummer 1: een priester, bloemen, begrafenisonderneming, de auto, amper 25 belangstellenden en uiteraard de dode. In een kist en in de hoofdrol. Zonder respectloos te willen zijn – nisi bene mortibus – een fluitje van een cent. De tweede werd anders, heel anders. Het begon wel met alles hetzelfde, zij het alles minstens in 20-voud. Verder een portret van de overledene, een echte aristocraat, letterlijk en figuurlijk een vooraanstaande. Hij had (en heeft ook nu) veel belangstelling. Merendeels ook vooraanstaanden zo te zien. Grote dure auto’s. “Fare bella figura” ofwel: wie het breed heeft laat het breed hangen. Moest om diverse redenen goed in de kijkerd hebben gestaan. En nu weer.
Dan onweer, en een klap. Ik loop naar buiten en zie zwarte wolken voorbij razen. Windvlagen. Een stortbui. Begrafenisauto tot zijn assen in het water. Afvoeren werken onvoldoende. In de lager gelegen achteringang van de kerk begint het hemelwater binnen te stromen. In twee minuten is die vol. De 3 afvoerputjes worden volledig overrompeld. En de hemel stroomt verder, de kerk zelf in. Mensen gaan mompelen en trekken hun voeten op. De priester verwelkomt de hemel. Applaus. Ja, de dode had blijkbaar ook de aandacht van de engelen. Zij komen letterlijk afscheid nemen. Huilen mee met de levenden. Bijna tot het altaar komen ze. In ieder geval tot aan de dode in zijn kist. Zij raken hem aan, maar geen afscheid. Een verwelkoming juist, zo lijkt het althans. Als hij het goed heeft gedaan bij leven. Maar daarover gaat Christus. Door het hemelwater wadend wordt de kist de kerk uitgedragen. Weg van de levenden. Op naar hemel. Misschien. In ieder geval mee met de engelentranen. Het onweer is overgetrokken. De tranen staan in de kerk. De dode gaat weg. Levenden blijven achter. Met natte voeten. Zo gaat dat. Sometimes you win, sometimes you loose.

Anekdote “muziek voor alle goden”

Een nazomermiddag. Half 6. Op het Piazza della Rotonda schijnt een zacht zonnetje. 26 graden. Terrassen zitten vol, mensen van alle kleuren en gezindten komen en gaan. Centraal staat het Pantheon, de oude tempel van “alle goden”. Een melodramatische gitaar klinkt warm met “time after time” waarmee onder andere Cindy Lauper furore maakte. Een wat grijzende , magere speler laat zo’n vingers soepel over de snaren glijden. Iets in zijn bebrilde gezicht voorspelt onheil. Ook al gaat hij intens op in de warme muziek, zijn blik is stuurs. Wat wolken trekken voor de zon. Een nieuwe artiest meldt zich met een hoog opgestapelde steekwagen. Wat woorden en gebaren worden gewisseld. Op horloges gewezen. Cindy komt voor de ogen en oren van de mensen en alle goden tot een abrupt einde. Beide kunstenaars lopen naar een van de vele politiewagens, 4 witte, een donkerblauwe ME overval auto en een groene jeep. De goden worden goed bewaakt hier. Niet nodig, want die kunnen best voor zichzelf zorgen. Er wordt geruzied, veel gebaren, zo gaat dat in een zuidelijk land. Ik tel 10 dienders in 5 verschillende uniformen. Zie ook 2 europese versies van Kalashnikovs. Dan moet het zo opgelost zijn zou je denken. Nee, een nieuwe auto met zwaailicht maar zonder uniform stapt samen met zijn mobieltje uit. Begint officiële papieren van de straatmuzikanten te controleren. Ondertussen blijft hij ook met zijn mobieltje spreken. Documenten gaan terug naar de rechtmatige eigenaren. Er wordt weer veel gewezen en gepraat. Het publiek staat vragend te klappen maar is machteloos. Uniformloos beslist, terwijl de 10 Uniformen schouder ophalend verder figureren. De kunstenaars pakken in en gaan ieder huns weegs. Mopperend en mokkend. De zon komt weer tevoorschijn. De muziek is weg. De goden kijken toe. Iedereen heeft verloren. Het had zo gezellig kunnen zijn. Voor het Pantheon. Een mooie nazomermiddag. Nou ja, iets minder mooi.

Anekdote “bruiloft”

Wel, beste kijkers / lezers, morgenvroeg naar Rome. Dit keer niet met een groep. Maar in mijn eentje. Een vakantie. Maar een paar dagen. Tot vrijdag 2 september. Dwalen door Rome. Heerlijk met goed weer. Maar niet niksen. Ik heb voor mezelf een programma opgesteld. Klinkt heftig maar dat is het niet, hoor. Ik wil graag een paar dingen gaan bekijken. Zoals La Chiesa Costanza. De kerk en het mausoleum van Constantia, de dochter van keizer Constantijn de Grote. Moet je in de 1e helft van de 4e eeuw na Christus plaatsen. Dat kerkje ligt wat buiten het oude centrum. Een klein 8-hoekig kerkje, vaak gebruikt voor huwelijksplechtigheden.
Een jaar of twee geleden was ik er ook. Toen stond een huwelijksmis op het punt om te beginnen. Paar klerenkasten met grote zonnebrillen op, in een te net en te strak pak en een moeilijke blik stonden naar het niets te kijken, waakzaam of elk moment de hemel op hun pet kon vallen. Ben toen wat terug om de hoek in de schaduw gaan zitten. Kon toch niet brutaal in die kerk als een toerist gaan rondkijken als een trouwerij plaatsvond, nietwaar? Zat nog maar net of er kwamen weer 3 feestgangers langs. Een oudere man en weer 2 klerenkasten, hard pratend. Kennelijk wisten ze niet waar de meeting met God was georganiseerd, want ze keken zoekend om zich heen. En toen kregen ze mij in het vizier. Ik in korte broek, rugzak, boek, duidelijk een toerist. Hoe zou zo’n buitenlandse sukkel dat achteraf kerkje nu kunnen weten? Maar toch durfde de oudere man het aan. Waarom ook niet? Hij had tenslotte 2 klerenkasten en ik maar een rugzak en een boek. En dan ook nog in het Italiaans: “Dove e la chiesa?” klonk het bars. “A sinistra!” was mijn pronte antwoord. Zonder zich over dit welluidende antwoord te verbazen volgden zij mijn instructies op en sloegen linksaf. Op weg naar de huwelijksplechtigheid. Op weg naar een afspraak met God. Zouden ze tegen Hem ook zo bars zijn? Ach, God heeft soms bijzondere kostgangers.

Anekdote “klantvriendelijkheid”

Hoe ver gaat klantvriendelijkheid? Of moet je het noemen klantgerichtheid? Dat hangt uiteraard af van de afhankelijkheid van een bedrijf van zijn klanten. Die kunnen soms van levensbelang zijn. Bij non profit instellingen ligt dat wat anders. Bij monopolisten zoals een belastingdienst is er geen afhankelijkheid van klanten. En toch ook daar zie je grote stappen in de afgelopen 10 jaren naar klantgerichtheid.

Maar hoe is dat nu bij een hobbyist? Zoals wat ik doe. Uit vrijetijdsbesteding en hobby Rome reizen organiseren. Ik hoef er niet van te bestaan. Daarom zou de logica ingeven dat de klantbewustheid of klantvriendelijkheid veel minder of geringer zou moeten zijn dan bij commerciële bedrijven. Maar de logica heeft het niet altijd bij het rechte eind. En dat is nu niet zoals ik Rome reizen organiseren beleef. Wellicht komt dat ook doordat de drijfveer van financiën en voortbestaan plaatsmaken voor het plezier om er iets leuks en moois van te maken. Voor de ohhhh’s en ahhh’s van de Rome gangers.

Mij overkomt die drive iedere keer opnieuw. Onlangs nog. In september ga ik met een groepje naar Rome. Voor deze reis kreeg ik de vraag of ik rekening kan houden met een gluten allergie. Met die vraag had ik niet eerder te maken gekregen. Dus op zoek naar restaurants in Rome die een glutenvrij menu aanbieden. Ik heb er een redelijk aantal gevonden. Nou, dat viel me niet tegen. Maar nu wil het toeval – wat heet toeval! – dat ik een dag of vijf voordat ik met deze groep naar Rome ga, zelf ook een weekje in Rome ben. En dat vind ik een mooie gelegenheid om eens langs een paar van die restaurants te lopen en er een enkele aan te doen. Als een soort verkenning. Klantgerichtheid? Tja, ik zie een commerciële reisorganisatie dat nog niet doen. Zien jullie het al als slogan? “Uw reisleider onderneemt vooraf een verkenningsreis om op speciaal verzoek glutenvrije restaurants te bezoeken en op kwaliteit te selecteren!”. Nee, zo heftig is het niet. Zoals ik al zei, meer toeval. Maar het is vooral ook een drive om er iets bijzonders en leuks van te maken voor degenen die met me meegaan. Daarvoor is het ook een hobby………..

Anekdote “gymnasium IV”

Op dit moment organiseer ik voor kleine groepjes (maximaal 10 deelnemers) reizen naar Rome. Een aantal jaren geleden ging ik nog samen met Jacques Maas met grote groepen naar Rome. Evenals nu zat bijna altijd het Colosseum in het reisprogramma. De Rome-ganger vindt dat hij dat gezien “moet” hebben. Geen probleem, dus standaard een bezoek aan dit kolossale theater. Daar aanbeland vertellen we wanneer en waarom dit gebouwd is. We geven aan wat er zoal plaatsvond op een dagje Colosseum. Bepaald geen picknick of uitstapje voor tere zieltjes. Maar we vertellen ook over bouwstijlen en het grote logistieke vermogen en inzicht van de oude Romeinen. Zo hebben de toegangspoorten nummers die correspondeerden met de kaartjes die aan het volk werden uitgedeeld. Dus wist iedere Romein bij welke van de 80 poorten hij naar binnen moest en aan het einde van de dag er weer uit moest. Heden ten dage zijn op de meeste poorten de nummers nog steeds goed leesbaar. Zo staat op een poort “L” (dat is de Romeinse aanduiding voor 50), daarnaast een poort met”LI” (51), en daar weer naast een poort met “LII” (52). Vrijwel iedereen is daarmee bekend. En Jacques vertelde dan steevast, dat hij ook op schoolreisjes met middelbare scholieren, gymnasiasten, naar het Colosseum ging en hen vergelijkbare verhalen vertelde. En op een van die schoolreisjes met klas 4 van het gymnasium zag een van de leerlingen kennelijk het licht en merkte snugger op: “Zeg meneer, dus toen kenden ze ook al Romeinse cijfers?”

Anekdote “gendarmerie”

In Rome kom je altijd wel bijzondere situaties tegen. Zo zag ik een paar jaar geleden hoe twee leden van de gendarmerie een lastige klant van een broodjeszaak tot de orde riepen.
Het was ‘s avonds, ongeveer tegen een uur of tien. Ik zat met mijn collega Jacques wat te drinken in die zaak. Komt daar een verlopen sloeber, redelijk aangeschoten, hoedje op één oor, met bombarie binnen. Meneer moet gratis koffie en een broodje hebben. Nou zijn die broodjeszaken tegen sluitingstijd niet flauw en geven dit soort “klanten” dan overgebleven broodjes mee. Maar dit liep de spuigaten uit. De manager had buiten twee gendarmes zien staan. Een van de vele soorten uniform dienders die Rome rijk is. Niet groot maar wel potig, stevig bewapend en zeer beslist. De twee komen naar binnen, tikken de herrieschopper op de schouder en met een vinger gebaren ze hem mee naar buiten te komen. Hevig protesterend en gebarend sloft hij mee. Door de glazen wand konden we zien wat er buiten gebeurde. Onze zwerver werd letterlijk in de hoek gezet. Stond daar stevig te gebaren en tegen te pruttelen. Een van de gendarmes gebaarde met een vinger op de mond dat hij stil moest zijn en in de hoek moest blijven staan. Gedwee en verongelijkt kijkend stond hij daar met zijn hoedje in de hand. Maar hij had niet het lef uit de hoek te komen of weg te lopen. De gendarmes stonden een meter of tien verderop en letten helemaal niet op onze vriend. Deze politie (en ook de anders geüniformeerde collega’s van hen) hebben er flink de wind onder. Ze stralen stevige autoriteit uit. Met dit soort heerschappen ga je niet kuieren. Inmiddels was het gepruttel en gedoe bij onze zwervervriend voorbij en stond in zijn hoekje maar een beetje zielig voor zich uit te kijken. Na pakweg 20 minuten knipte een van de gendarmes met zijn vingers en gebaarde de afgekoelde zwerver dat hij kon vertrekken. Hij zet zijn hoedje op en vertrekt. Einde van de toneelvoorstelling. Prachtig om het vanaf een afstandje gade te slaan. Hoe anders zou dit verhaal in Nederland zijn gelopen. Maar ja, Rome is Rome. Dus anders.

Anekdote “in de slaapkamer van Augustus”

Een paar jaar geleden bezocht ik in het centrum van Rome met een van mijn groepen een kerk op het Capitool, een van de 7 heuvels waarop Rome is gebouwd. De Santa Maria in Ara Coeli, ofwel de Heilige Maria Kerk op het Hemelse Altaar. Het voert te ver om uit te leggen waar de naam vandaan komt. Deze Franciscaner kerk wordt bezocht om de Bambino, een beeldje van de jonge Jezus, gesneden uit olijfhout. Om de – naar mijn mening – misplaatste kristallen kroonluchters van de laatste Russische tsaar. En ook om de diversiteit aan bouwmaterialen, die zijn gebruikt.
Daarbij vallen vooral de zuilen die aan weerszijden van het middenschip staan op. Alle vormen, steensoorten, kleuren, lengtes en maten, met en zonder caneluren en stylobaten, kortom zo’n bonte verzameling dat het toch iets bijzonders heeft. Na de rondleiding geef ik groepen altijd de gelegenheid zelf nog wat rond te kijken en foto’s te maken. Die keer was dat voor mij mooi de gelegenheid om iets te onderzoeken dat ik ergens gelezen had maar niet kon geloven. Eén van de zuilen zou in de slaapkamer van de grote keizer Augustus himself hebben gestaan. En hij was te herkennen aan een inscriptie “a cubiculo Augustorum”. Na wat zoeken vond ik hem inderdaad; in de linker zuilenrij achteraan, naast de preekstoel. En de inscriptie was niet op gezichthoogte maar op een meter of 6 hoog. Als je het niet weet, vind je het van je levensdagen niet.
Het blijft toch opmerkelijk. Een kerk pas gebouwd in de 6e eeuw, in vele handen overgegaan, herbouwd en verbouwd. Augustus, de eerste keizer van Rome, ten tijde van de geboorte van Christus maar allang overleden toen Christus aan het kruis stierf. En 500 jaar later wordt daar de eerste versie van deze kerk gebouwd. En de toenmalige bouwheer wist met zekerheid dat hij een zuil uit de slaapkamer van Augustus te pakken had. Dat in een tijd dat de Romeinen wel wat anders te doen hadden dan de wereld te besturen: in die tijd ging namelijk het Westromeinse Rijk ten onder. Maar goed het blijft een mooi verhaal. En de zuil, die staat daar. Met de inscriptie “a cubiculo Augustorum”. Nog altijd. Voor wat waar is en wat het waard is.

Anekdotes ook op deze internetsite

Enkele weken geleden plaatste ik als bericht hier, dat ik verhalen van mijn belevenissen in Rome en dierbare herinneringen aan die stad als anekdotes op mijn FaceBook pagina ging zetten. Van verschillende kanten heb ik ondertussen de reactie gekregen, dat men graag deze verhalen zou willen lezen maar dat men zelf geen FaceBook account had. Het per persoon per mail toesturen vond ik ook geen echt goede optie. Daarom ga ik deze anekdotes hier onder de rubriek “berichten” plaatsen.

Anekdotes op FaceBook

Sinds enkele maanden heb ik speciaal voor mijn Rome reizen een FaceBook account. Vrienden hebben dan een abonnement op toevoegingen aan de tijdlijn. Daarop plaats ik met regelmaat verhalen en anekdotes over hetgeen ik in Rome heb meegemaakt. Sommige zijn vrolijk of wat ironisch, andere zijn wat droevig, maar ze hebben allemaal iets bijzonders voor mij. Als u daarin bent geïnteresseerd kunt u naar mijn FaceBook via de link aan de linkerzijde van het scherm.

Nieuwe internetsite oktober 2016

Op 3 oktober 2016 is de nieuwe internetsite van JaMa Reizen geïntroduceerd! Wij zijn er erg mee ingenomen. Een prachtige, heldere en moderne website met meer faciliteiten dan de oude. Dankzij Frank van Helvoirt staat er een prachtige website die weer een behoorlijk aantal jaren ertegen kan. En dankzij Daan Spitzers wordt deze website deskundig gehost op diens internetserver. We hebben er vertrouwen in dat we nu echt vaker gevonden zullen worden dan met de oude site.

Reis september 2016

Net geland en terug van een fantastisch weekend in Rome. Een familiefeestje maar ook letterlijk een feestje voor de hele groep. Vanaf vrijdag tot en met vandaag. Een lang weekend Rome. Veel gezien, druk programma, slopend weekend, maar een uiterst gezellig en belangstellend groepje. Ook voor mij als reisleider en gids een feestje. Zie het enthousiasme op mijn Facebook-pagina in de groepsfoto’s. Heb meteen besloten om juist ook weekend trips te promoten. Is me erg goed bevallen. En zeker twee gevleugelde uitspraken van Mariska zullen me nog lang bijblijven. “Mag ik een vraag stellen?” en “Ik voel een groepsfoto in me opkomen”. Eddie, Liesbeth, Mariska, Martin, Simone en Tonny, reuze bedankt! Ik organiseer deze reizen uit hobby, maar een groep als die van jullie maakt het ook absoluut heel erg leuk voor mij als gids.

Nieuws augustus 2016

Inmiddels heb ik in overleg met mijn gebruikelijke hotel, Hotel Mariano, de nieuwe reizen van 2017 kunnen plannen. Zie onder “reisplanning”. Dat kunnen reizen zijn voor belangstellenden die voor de eerste keer naar Rome gaan, maar ook als u er al eens eerder bent geweest, bent u welkom en weet ik zeker dat ik u nog met menige mooie kerk, plein of museum kan verrassen.
Bovendien zijn de data bekend van 2 lezingen van 2 uur die ik voor de Volks Universiteit Kaatsheuvel houd in het Van Haestrechtcollege (Vossenbergselaan 8, Kaatsheuvel):
– woensdag 5 oktober 2016 om 20.00 uur over Rome;
– woensdag 19 oktober 2016 om 20.00 uur over de kunstschilder Caravaggio.